Andere borstreconstructiemethoden
Andere borstreconstructiemethoden met lichaamseigen weefsel
Niet elke vrouw heeft voldoende buikvet en huid om een of twee borsten van te maken. Daarom zijn er andere technieken ontwikkeld waarbij weefsel wordt gebruikt van andere plaatsen in het lichaam.
Vrije SGAP/IGAP lap methode (bil)
Bij deze ‘bilmethode’ worden huid en vetweefsel van de bil gebruikt. Omdat het een technisch moeilijke operatie is en er weinig vraag naar is, wordt deze methode minder vaak toegepast. Omdat het bilvet minder soepel is, is het modelleren van een nieuwe borst lastiger. Ander nadeel is dat de vorm van de bil verandert door het volumeverlies en er na de operatie pijnklachten tijdens het zitten kunnen blijven bestaan.
TMG lap methode (dijbeen)
Dit is een huid- en spierlap waarbij huid, vet en de gracilis spier van de binnenzijde van het dijbeen worden gebruikt. Deze methode kan alleen worden toegepast bij de reconstructie van kleinere borsten. Het litteken geeft vaak relatief veel klachten, bijvoorbeeld bij fietsen.
PAP lap (bovenbenen)
Bij de PAP-lap methode wordt met huid- en vetweefsel van de achterzijde van de bovenbenen een nieuwe borst gemaakt. Voor een PAP-lap kan worden gekozen als er te weinig weefsel is voor een borstreconstructie met weefsel uit de buik. Hierdoor is geen prothese nodig. Bij een borstreconstructie met de PAP-lap blijven de beenspieren intact, waardoor de kracht in de benen behouden blijft. Wel zijn er regelmatig blijvende gevoelsstoornissen aan de achterzijde van de bovenbenen. De littekens lopen van de bilplooi tot in de lies en vallen daardoor niet op.
Deze microchirurgische technieken worden niet vaak toegepast. Wil je meer weten over deze methoden en/of onderzoeken of je ervoor in aanmerking komt? Vraag de plastisch chirurg om een verwijzing naar een centrum met specifieke microchirurgische expertise.